Quercetine | 150 mg |
Beta D Glucan 1,3/1,6 | 150 mg |
Lactoferrine | 100 mg |
Calcium ascorbaat | 90 mg |
S-acetyl L-glutathion | 75 mg |
zinkcitraat | 30 mg |
Selenium methionine | 200 mg |
Vitamine D3 | 25 mcg |
Mangaanbisglycinaat | 29,9 mg |
Koperbisglycinaat | 20,8 mg |
€36,19
Op voorraad
- Tal van veilige betaalmethoden
- Gratis levering vanaf €35
- Voor 16h besteld, dezelfde dag verzonden
- Gratis retourneren binnen 14 dagen
- Gratis online advies van onze apotheker
Immunomix Forte versterkt het afweersysteem omdat het Zink en vit C bevat:
- Zink draagt bij tot normale werking van het immuunsysteem
- Zink draagt bij tot bescherming tegen oxydatieve stress
- Vit C draagt bij tot normale werking van het immuunsysteem
- Vit C draagt bij tot bescherming tegen oxydatieve stress
- Vit D draagt bij tot normale werking van het immuunsysteem
S-acetyl-L-glutathion krijgt hulp van natuurlijke bètaglucanen, vitamine C, zonnevitamine D3, quercetine, zink-citraat, L-selenomethionine, mangaan-bisglycinaat en koper-bisglycinaat. Allemaal hebben ze een hoge biologische beschikbaarheid . Het maakt Immunomix Forte tot een krachtig natuurlijk supplement dat op vele fronten tegelijk actief is.
Bètaglucanen zijn complexe vezels (poly-sacchariden) uit de celwand van haver, gerst en vele medicinale paddenstoelen, zoals maitake en shiitake.
Er bestaan veel soorten bètaglucanen. Zo hebben bètaglucanen uit paddenstoelen en gisten (onder andere lentinan uit shiitake) vooral een immunomodulerend effect. Tot deze groep behoren onder meer de bekende verbindingen lentinan (uit shiitake), PSK (Poly-saccharide-K), PSP (Poly-saccharide-Peptide) en AHCC (Active Hexose Correlated Compound).
Bètaglucanen uit paddenstoelen en gisten zijn momenteel de meest veelbelovende klasse van immunostimulerende stoffen. Bètaglucanen uit granen (met name haver) hebben geen immunomodulerend effect en worden vooral ingezet bij cardiovasculaire aandoeningen.
Bètaglucanen zijn de laatste dertig jaren intensief onderzocht. Het meeste onderzoek heeft plaatsgevonden in relatie tot het immuunsysteem. In bètaglucanen zijn glucosemoleculen met elkaar verbonden via zogenaamde bètaverbindingen. De glucose-eenheden kunnen op meerdere manieren met elkaar verbonden zijn. Zo kan het eerste koolstofatoom van een glucosemolecule met het derde koolstofatoom van de volgende verbonden zijn. Men spreekt dan van een bèta-1,3-verbinding. Maar ook bèta-1,4-, bèta-1,6, bèta-2,3- en bèta-3,6- verbindingen kunnen voorkomen.
In bèta-1,3/1,6-glucaan is er een basisketen met bèta-1,3-verbindingen, waarbij de zijketens via bèta-1,6-verbindingen worden gevormd. Lentinan uit shiitake bestaat volledig uit bèta-1,3/1,6-glucanen.
Voor immunostimulatie is het belangrijk dat de bètaglucaanketens veel 1,3-1,6-verbindingen bevatten. Andere verbindingen, zoals 2,3 en 3,6 zijn dan ineffectief en dragen alleen bij aan het vezelgehalte. Om goed werkzaam te kunnen zijn, dient het bèta-1,3/1,6-glucaanmolecule bovendien gezuiverd te zijn van vetten, eiwitten, mannanen en andere contaminanten.
Bètaglucaan is zuurresistent, dus passeert het de maag vrijwel ongeschonden. In het darmkanaal worden de grote bètaglucaanmoleculen opgenomen door macrofagen in de darmwand, waarna ze geactiveerd worden en terugreizen naar de lymfeknopen en het beenmerg. In het beenmerg worden de bètaglucanen in kleinere glucaanfragmenten afgebroken die daar binden met specifieke receptoren op immuuncellen (neutrofielen en eosinifielen) in het beenmerg, die vervolgens worden geactiveerd.
Bètaglucanen zijn relatief grote moleculen, maar met name lentinan uit shiitake is erg groot, waardoor de orale biologische beschikbaarheid wordt beperkt. Om deze reden wordt lentinan vaak intraveneus toegediend. Niettemin worden na orale inname zowel kleine als grote fragmenten van bètaglucanen aangetroffen in het bloed, wat betekent dat er toch absorptie plaatsvindt in het maagdarmkanaal.
Er bestaan veel soorten bètaglucanen. Zo hebben bètaglucanen uit paddenstoelen en gisten (onder andere lentinan uit shiitake) vooral een immunomodulerend effect. Tot deze groep behoren onder meer de bekende verbindingen lentinan (uit shiitake), PSK (Poly-saccharide-K), PSP (Poly-saccharide-Peptide) en AHCC (Active Hexose Correlated Compound).
Bètaglucanen uit paddenstoelen en gisten zijn momenteel de meest veelbelovende klasse van immunostimulerende stoffen. Bètaglucanen uit granen (met name haver) hebben geen immunomodulerend effect en worden vooral ingezet bij cardiovasculaire aandoeningen.
Bètaglucanen zijn de laatste dertig jaren intensief onderzocht. Het meeste onderzoek heeft plaatsgevonden in relatie tot het immuunsysteem. In bètaglucanen zijn glucosemoleculen met elkaar verbonden via zogenaamde bètaverbindingen. De glucose-eenheden kunnen op meerdere manieren met elkaar verbonden zijn. Zo kan het eerste koolstofatoom van een glucosemolecule met het derde koolstofatoom van de volgende verbonden zijn. Men spreekt dan van een bèta-1,3-verbinding. Maar ook bèta-1,4-, bèta-1,6, bèta-2,3- en bèta-3,6- verbindingen kunnen voorkomen.
In bèta-1,3/1,6-glucaan is er een basisketen met bèta-1,3-verbindingen, waarbij de zijketens via bèta-1,6-verbindingen worden gevormd. Lentinan uit shiitake bestaat volledig uit bèta-1,3/1,6-glucanen.
Voor immunostimulatie is het belangrijk dat de bètaglucaanketens veel 1,3-1,6-verbindingen bevatten. Andere verbindingen, zoals 2,3 en 3,6 zijn dan ineffectief en dragen alleen bij aan het vezelgehalte. Om goed werkzaam te kunnen zijn, dient het bèta-1,3/1,6-glucaanmolecule bovendien gezuiverd te zijn van vetten, eiwitten, mannanen en andere contaminanten.
Bètaglucaan is zuurresistent, dus passeert het de maag vrijwel ongeschonden. In het darmkanaal worden de grote bètaglucaanmoleculen opgenomen door macrofagen in de darmwand, waarna ze geactiveerd worden en terugreizen naar de lymfeknopen en het beenmerg. In het beenmerg worden de bètaglucanen in kleinere glucaanfragmenten afgebroken die daar binden met specifieke receptoren op immuuncellen (neutrofielen en eosinifielen) in het beenmerg, die vervolgens worden geactiveerd.
Bètaglucanen zijn relatief grote moleculen, maar met name lentinan uit shiitake is erg groot, waardoor de orale biologische beschikbaarheid wordt beperkt. Om deze reden wordt lentinan vaak intraveneus toegediend. Niettemin worden na orale inname zowel kleine als grote fragmenten van bètaglucanen aangetroffen in het bloed, wat betekent dat er toch absorptie plaatsvindt in het maagdarmkanaal.
Er zijn geen negatieve bijwerkingen bekend van bèta-1,3/1,6-glucaan.
Er is nog te weinig onderzoek gedaan naar interacties in relatie tot bètaglucaan.
In veel studies worden tamelijk hoge doseringen bètaglucaan gebruikt, tot zelfs 3.000 mg per dag. Echter zijn met doseringen van 100 à 200 mg per dag ook goede resultaten te verwachten. Om de absorptie van bètaglucaan te bevorderen, wordt aangeraden het op een lege maag in te nemen, tenminste dertig minuten voor de maaltijd.
Er zijn geen contra-indicaties bekend voor lactoferrine.
Bij orale inname wordt lactoferrine (humaan of uit koemelk) over het algemeen goed getolereerd. In sommige gevallen is er sprake van diarree. Bij hogere doseringen (7,2 gram per dag) zijn huiduitslag, anorexia, vermoeidheid, koude rillingen en constipatie gemeld.
Ongunstige interacties met voedingsmiddelen of medicijnen zijn niet beschreven.
Lactoferrine heeft een gunstig synergetisch effect in combinatie met antibiotica, antivirale medicijnen, antimycotica, antiparasitaire medicijnen, bepaalde probiotische bacteriën en vitaminen en mineralen.
Recent onderzoek toont aan dat lactoferrine (100 mg) een synergetisch effect heeft met vitamine E (11 IE) en zink (5 mg) bij de behandeling van acne. De combinatie zorgde voor een significante afname van jeugdpuistjes, zwartkoppuistjes en ontstoken puistjes bij de onderzoeksgroep in vergelijking met de placebogroep.
Van alle vitamines heeft vitamine C de breedste waaier aan voordelen. Zo gaat het in de eerste plaats stress tegen. In periodes van hevige stress en druk daalt het gehalte vitamine C in het lichaam. Extra vitamine zorgt ervoor dat de effecten van het stresshormoon worden verminderd.
Ook speelt het een rol bij de versterking van het immuunsysteem. Vitamine C activeert het afweersysteem, vult de antioxidanten in het lichaam aan en versnelt herstel na ziekte. De beste vormen van vitamine C zijn de zogenaamde ‘ontzuurde’ vormen. Dit zijn de mineraalascorbaten die milder zijn voor de maagwand en beter worden opgenomen.
Onderzoeken naar de farmacologische werking van mineraalascorbaten hebben aangetoond dat de resorptie dubbel zo snel verloopt in vergelijking met toediening van vitamine C in de vorm van ascorbinezuur.
Vitamine C zorgt voor een betere opname van ijzer in het bloed en een makkelijkere omzetting van foliumzuur, wat een positieve invloed zal hebben op de hematocrietwaarde.
Het lichaam kan zelf geen vitamine C aanmaken. Daarom moeten we het via ons voedsel binnenkrijgen. Onder de groenten is de gele of rode paprika in verhouding een grote bron van vitamine C. Bij fruit is dit de kiwi. Een sinaasappel bevat naar verhouding veel minder vitamine C. Een uitgeperste sinaasappel bevat ongeveer evenveel vitamine C als een sinaasappel die wordt gegeten.
Vitamine C verlaat het lichaam in kleine hoeveelheden via de urine. Om gezond te blijven zijn daarom telkens nieuwe vitamines via het voedsel nodig. Dit maakt een dagelijkse inname van extra vitamine C noodzakelijk. Een tekort aan vitamine C uit zich in bot- en spierpijn, rode vlekken, bloeduitstortingen en kan leiden tot bloedarmoede.
Tijdens de zwangerschap en borstvoeding wordt een megadosis vitamine C ontraden.
Vitamine C is volkomen ongevaarlijk. De veiligheid van megadoseringen vitamine C is vastgesteld in tenminste acht placebogecontroleerde dubbelblinde studies en klinische studies zonder placebo, waarbij tot drie jaar lang dagelijks tot 10.000 mg vitamine C werd ingenomen. Berichten die stellen dat hoge doses vitamine C calciumoxalaat nierstenen kunnen veroorzaken zijn terug te voeren op een oude studie waarbij het oxaalzuur (naar later bleek) pas in de reageerbuis was ontstaan.
Vitamine C verhoogt de absorptie van ijzer, verlaagt de absorptie van koper en verstoort de bloedtest voor vitamine B12. Interacties met reguliere of natuurgeneesmiddelen zijn mogelijk. Raadpleeg hiervoor een deskundige.
Hoeveel vitamine C we nodig hebben, is onderwerp van felle discussies. De doseringsadviezen die gegeven worden variëren voor gezonde personen tussen 60 mg en 18.000 mg per dag. Bij ziekte en stress kunnen de doseringsadviezen nog verder oplopen.
Vaak wordt als bovenlimiet de ‘bowel tolerance’ aangehouden: de hoeveelheid vitamine C die net geen diarree veroorzaakt. Niet-opgenomen vitamine C verdwijnt namelijk naar de dikke darm, waar het water aantrekt en zo (osmotische) diarree veroorzaakt.
Bij hogere doseringen vitamine C wordt aangeraden een vitamine C-ascorbatenpoeder te gebruiken. Het is belangrijk de vitamine C-inname over de dag te spreiden om een evenwichtige opname te krijgen. Drie gram die over de dag wordt verspreid, is veel effectiever dan eenmaal per dag vijf gram vitamine C. Vitamine C-kauwtabletten en een vitamine C-ascorbatenpoeder zijn voor dit doel zeer geschikt.
Vitamine C is betrokken bij de opbouw van alle steunweefsels in het lichaam. Het versterkt de invloed van glucosamine. Vitamine C verhoogt ook het effect van MSM. Het stimuleert eveneens de opbouw van kraakbeen. Vitamine C blijkt een goed huwelijk te hebben met vitamine K.
Bioflavonoïden zijn antioxidanten en er zijn sterke aanwijzingen dat ze de werking van vitamine C ondersteunen. Ze komen in de natuur vaak samen voor. Bij het selecteren van een supplement is het raadzaam te kiezen voor een product waarin eveneens bioflavonoïden zitten.
Glutathion komt voor in verse groenten en fruit, vis- en vleesproducten, maar met name asperges, avocado en walnoten zijn rijk aan glutathion. De glutathionconcentraties verschillen sterk tussen verschillende voedingsmiddelen. Ook tussen individuen kan de inname van glutathion sterk uiteenlopen. In normale omstandigheden wordt glutathion naar behoefte door het lichaam geproduceerd. Bij stijgende leeftijd en bij grotere oxidatieve belasting kan de eigen productie echter tekortschieten.
Dagelijks een supplement met 100 mg glutathion bij de maaltijd innemen.
Wanneer glutathion te laag gedoseerd wordt, bestaat er een goede kans dat een te groot percentage glutathion door de proteases in de darm weer wordt afgebroken. Een manier om de proteases te ontlopen is door de inhoud van een of meerdere capsules op te lossen in water, goed te roeren en vervolgens op te drinken. Uit onderzoek blijkt het directe contact van glutathion met het mondslijmvlies een gunstig effect te hebben op de absorptie.
Deze truc hoeft echter niet nodig te zijn. Bij het op normale wijze innemen van de glutathion-suppletie in doses van 100 mg tot 200 mg per dag blijkt al meer dan 60% van het glutathion te worden geabsorbeerd. Bij hogere doseringen neemt de efficiëntie van de absorptie weer af.
Om de glutathionspiegels in het lichaam te verhogen, kunnen ook andere nutriënten worden ingezet. De beschikbaarheid van het aminozuur L-cysteïne is de belangrijkste limiterende factor in de glutathionsynthese. Een belangrijke orale bron van cysteïne is NAC (N-Acetyl-Cysteïne), wat beter geabsorbeerd wordt dan L-cysteïne zelf. Sommige onderzoekers beweren dat NAC beter geabsorbeerd wordt in de cel dan glutathion zelf. Het is in ieder geval een belangrijke synergist in geval van glutathionsuppletie. In het lichaam wordt NAC omgezet in cysteïne en ingebouwd in glutathion. NAC-suppletie blijkt de glutathionspiegels effectief te kunnen verhogen.
Het aminozuur L-methionine is een cysteïne-precursor en kan daarom ook worden ingezet om de lichaamseigen glutathionproductie te verhogen. Echter hogere doseringen L-methionine wekken soms misselijkheid op. De geactiveerde vorm van L-methionine, S-Adenosyl-Methionine (SAMe), wordt beter getolereerd.
Ook glutamine is een onderdeel van het glutathion-tripeptide en daarmee een directe bouwsteen van glutathion. Glutamine kan door het lichaam worden aangemaakt en wordt daarom vaak beschouwd als niet-essentieel. De laatste jaren is echter gebleken dat L-glutamine onder bepaalde omstandigheden toch essentieel kan zijn. Tijdens stress, diëten, zware sportoefening, cirrose en ernstige (lever)ziekten kunnen gemakkelijk tekorten ontstaan.
Daarnaast zijn alle componenten van de antioxidantcascade belangrijke synergisten van glutathion. Vitamine C, vitamine E, alfa-liponzuur en co-enzym Q10 helpen allen bij het regenereren van glutathion en van elkaar.
Zink-citraat (zink gebonden aan citroenzuur) kan worden ingezet ter bevordering van het afweersysteem bij elke vorm van fysieke stress en voor een optimale koolhydraatvertering bij (top)sport.
Zink-citraat is een essentieel mineraal dat een zeer groot aantal functies vervult in het lichaam. Zo is het belangrijk voor de omzetting van koolhydraten, de aanmaak van cholesterol, bij mentale of fysieke spanning. Het werkt als cofactor voor meer dan 80 enzymen en als bindend element houdt het de structuur in stand van een aantal niet-enzymatische moleculen. Veel van de enzymen waar zink mee werkt hebben te maken met het vervoer van CO2 vanuit de weefsels naar de longen.
Zink-citraat is een zinkverbinding die uitstekend wordt geabsorbeerd en voldoende in het lichaam wordt vastgehouden. Deze citraat-verbinding verlangt immers geen spijsverteringsactiviteit om te worden opgenomen. Het is daarom uiterst geschikt in voedingssupplementen.
Zink is nodig voor de opname van andere voedingsstoffen, zoals vitamine A en B-complex en is vereist voor het vrijmaken van vitamine A uit de levervoorraad.
Eén vijfde van het lichaamszink bevindt zich in de huid. Zink helpt bij de verjonging van het weefsel en is betrokken bij enkele enzymatische reacties die nodig zijn voor de normale werking van de vetklieren van de huid. Zink heeft invloed op de gezondheid van verschillende lichaamssystemen, zoals het zenuw-, immuun- en voortplantingssysteem en ook op de zintuigen smaak en reuk.
Zink komt in slechts kleine hoeveelheden voor in veel verschillende voedingsmiddelen. Zink is nauw verbonden met eiwitrijk voedsel. Goede bronnen zijn rundsvlees, lamsvlees, varkensvlees, krab, kalkoen, kip, kreeft, mosselen en zalm.
Zink komt naast vlees, schaal- en schelpdieren ook voor in zuivelproducten, zoals melk, yoghurt en kaas. Ook komt het voor in pinda’s, pindakaas, bonen en volkoren granen, bruine rijst, volkoren brood, aardappelen en pompoenpitten.
Fruit en groenten zijn geen goede bronnen, omdat zink in plantaardige eiwitten niet zo goed beschikbaar is voor gebruik door het lichaam als het zink uit dierlijke eiwitten.
Een tekort aan zink zal zich onder andere uiten in afwijkingen van huid, slijmvliezen en skelet. Ook een veranderde reuk en een gewijzigd smaakvermogen kunnen voorkomen, evenals een verminderde afweer tegen infecties. Een zinktekort is echter een heel zeldzaam verschijnsel in België.
Over het algemeen wordt zink goed verdragen. Doseringen van 100 à 150 milligram per dag kunnen soms misselijkheid en overgeven veroorzaken, met name wanneer het supplement op de nuchtere maag wordt ingenomen. Deze verschijnselen treden vooral op bij zink-sulfaat (220 mg zinksulfaat = 50 mg elementair zink). Van andere vormen van zink zijn deze verschijnselen minder of niet bekend.
Alhoewel voldoende zink een belangrijk mineraal is om de prostaat gezond te houden, zouden hoge doseringen zink de tumorprogressie bij een zich ontwikkelend prostaatcarcinoom kunnen bevorderen.
Vrouwen die de anticonceptiepil slikken hebben vaak verhoogde koperspiegels en een verhoogde behoefte aan zink. Ook een aantal andere medicijnen (thiazidediuretica, corticosteroïden, steroïdhormonen, tetracyclines, furosemide, colchicine) hebben een negatief effect op de zinkstatus. Vooral thiazidediuretica kunnen de zinkexcretie met 60% verhogen. Langdurig gebruik van deze medicatie maakt het monitoren van de zinkstatus noodzakelijk. Zinksuppletie verlaagt de hoeveelheid tetracycline die in het bloed wordt opgenomen. Zinksupplementen en tetracyclines moeten daarom minimaal twee uur van elkaar gescheiden worden ingenomen.
Cadmium is een antagonist van zink en cadmiumvergiftiging (bijvoorbeeld door roken) heeft een dramatisch effect op de zinkstatus. Ook ijzer en calcium remmen de zinkabsorptie. Eiwitten verbeteren de zinkabsorptie.
Zink in een andere vorm dan zink-methionine vormt niet-opneembare complexen met de fytaten in granen, rijst en maïs, de oxalaten uit bepaalde groenten (rabarber) en tannine (thee en rode wijn).
Een algemene onderhoudsdosering bedraagt 15 mg zink per dag. Een algemene therapeutische dosering: 15 tot 45 mg per dag. Voor een beperkte periode kan een maximale therapeutische dosering worden aangehouden van 1 mg zink per kilogram lichaamsgewicht per dag (deze dosering geldt als de ‘acceptable daily intake’ (ADI), in 1982 vastgesteld door de FAO/WHO).
Vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven wordt aangeraden niet meer dan 25 mg zink per dag (uit voeding en voedingssupplementen) in te nemen.
Om de diverse metabolische functies te kunnen vervullen, heeft zink een aantal synergisten nodig. De synergisten vitamine A en C zijn essentieel voor het effect op het immuunsysteem. De B-vitaminen, chroom en vanadium zijn dit voor de glucosehuishouding. Bovendien komt zinktekort meestal nooit alleen voor.
L-seleno-methionine is een aminozuur L-methionine met op de plaats van het zwavelatoom een seleniumatoom. Selenomethionine is dus iets helemaal anders dan aan methionine (of andere aminozuren) gecheleerd selenium. Selenomethionine is uniek omdat het selenium integraal deel uitmaakt van het molecuul, en dus één chemische entiteit is en als geheel wordt ingebouwd in lichaamseiwitten. Dat maakt selenomethionine niet alleen veiliger, maar ook beter biologisch beschikbaar dan wanneer selenium en methionine enkel gecheleerd waren. Selenomethionine wordt vanuit het duodenum vrijwel 100% geabsorbeerd.
Net als anorganische seleenzouten, zoals natriumseleniet of natriumselenaat, wordt selenomethionine goed geabsorbeerd door het lichaam vanuit het gastro-intestinale stelsel. De biologische beschikbaarheid van selenomethionine bleek in een aantal studies bij mensen en dieren evenwel anderhalf tot twee keer hoger dan die van anorganische vormen van seleen. De halfwaardetijd van L-selenomethionine is 252 dagen. Dit is langer dan die van anorganisch seleniet (102 dagen). Na absorptie wordt selenomethionine gemetaboliseerd tot andere organische seleenverbindingen (bijvoorbeeld seleno-cysteïne) of wordt het seleen via eiwitsynthese opgeslagen in seleno-proteïnes, waaruit het nadien door katabolisme kan vrijkomen.
Seleen is een chronisch toxische stof. Men moet er dus op toezien dat de inname van seleen de toegelaten dagelijkse dosis niet overschrijdt. Een teveel aan seleen kan aanleiding geven tot selenose (seleenvergiftiging).
Veel van de klinische werkingen van selenium hangen samen met het feit dat selenium integraal deel uitmaakt van de vier enzymen van het glutathion-peroxidase enzymsysteem, een belangrijke sleutelcomponent van de lichaamseigen, enzymatische afweer tegen oxidatieve stress in onder andere hartspierweefsel. Seleniumdeficiëntie heeft dan ook een verminderde activiteit van dit enzymsysteem tot gevolg en een vergrote gevoeligheid voor oxidatieve stress.
Een voldoende hoge spiegel van selenium is in staat zware metalen als cadmium, zilver, kwik en lood te binden en de toxiciteit ervan te verminderen. Ook is selenium essentieel voor het cytochroom P450 enzymsysteem, dat verantwoordelijk is voor het ontgiften van lichaamsvreemde stoffen in de lever.
Het immuunsysteem van de mens is zeer afhankelijk van de hoeveelheid selenium die in het lichaam aanwezig is, vooral wat betreft het functioneren van de macrofagen (vreetcellen).
In een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek kregen 24 patiënten met intrinsieke astma gedurende 14 weken 100 microgram selenium per dag in de vorm van natriumseleniet of een placebo. In de seleniumgroep steeg de seleniumconcentratie in het serum significant. Tevens steeg de activiteit van het van selenium afhankelijke enzym glutathionperoxidase in de bloedplaatjes. Daarnaast verminderde de aggregatie van bloedplaatjes onomkeerbaar. In de placebogroep werden geen veranderingen waargenomen. In de seleniumgroep was er een significante klinische verbetering. Na klinische evaluatie van iedere patiënt, werd in de placebogroep geen enkele verbetering geconstateerd. Tot slot zou de combinatie van seleniumsuppletie met andere antioxidanten meer perspectieven op verbetering van intrinsieke astma kunnen bieden.
Selenium is te vinden in paranoten, (orgaan)vlees, granen, uien, spruitjes, broccoli, fruit en vis.
Vermijd gebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding (vanwege onvoldoende gegevens).
Selenium heeft een relatief kleine veiligheidsmarge. Bij doseringen van 200 tot 400 mcg elementair selenium per dag zijn nooit negatieve bijwerkingen geconstateerd. Bij hogere, therapeutische, doseringen is het zinvol om regelmatig de bloed-seleniumspiegel te controleren.
Bij dagdoseringen boven 750 tot 800 mcg elementair selenium kan soms selenose optreden. Dit gaat gepaard met een knoflookgeur, gele verkleuring van de huid, haaruitval, veranderingen in nagels en botten, verkleuringen van tanden, irritatie van de luchtwegen, misselijkheid, overgeven en/of geïrriteerdheid. Deze verschijnselen zijn volledig reversibel na het stoppen met de seleniumsuppletie.
Selenium kan het toxische effect van bepaalde medicijnen verminderen. Ook andere interacties met reguliere of natuurgeneesmiddelen zijn mogelijk. Raadpleeg hiervoor een deskundige.
Onderhoudsdoseringen selenium, ter preventie van degeneratieve ziektebeelden, kunnen variëren tussen 50 en 200 mcg per dag. Therapeutisch kan selenium gebruikt worden in doseringen tot drie keer 200 mcg per dag. Onder goede medische begeleiding kan de dosis bij patiënten met seleniumtekort eventueel verhoogd worden tot 800 mcg per dag.
Doseringen boven 800 mcg zijn in principe toxisch. Omdat selenium vaak ook nog in andere supplementen wordt verwerkt, wordt aangeraden om zonder goede monitoring de adviesdosering van 200 mcg selenium per dag niet te overschrijden.
In-vitro experimenten tonen synergie tussen vitamine E, selenium en zwavelhoudende aminozuren, die de precursors zijn van glutathion en glutathion-peroxidase. Bij een tekort aan vitamine E worden de vrije radicalen geëlimineerd door glutathion-peroxidase. Als basissuppletie raden wij naast selenium een basissuppletie van een goede multi en vitamine C aan.
Vitamine D is een afwijkende vitamine in de zin dat het lichaam deze zelf kan aanmaken. Bij voldoende blootstelling aan ultraviolette straling uit zonlicht of andere bronnen is de eigen aanmaak vele malen groter dan wat via de voeding kan worden opgenomen. Pas bij onvoldoende zonblootstelling wordt vitamine D een essentieel nutriënt en wordt belangrijk hoeveel we ervan via de voeding innemen.
Vitamine D en haar metabolieten zijn structureel verwant aan de steroïd-hormonen. Met name in het laatste decennium stapelen de wetenschappelijke publicaties over dit nutriënt zich op en wordt duidelijk dat vitamine D in veel meer lichaamsprocessen een rol speelt dan alleen de calciumstofwisseling.
In de westerse wereld, waar vroeger varkensvet zorgde voor vitamine D3 en goede vetzuren in onze voeding, is ondanks een bijzondere wetenschappelijke ontwikkeling de beste bron van gezondheid verloren gegaan. Onze mestvarkens komen niet meer buiten en kunnen geen UVB-licht absorberen en dus ook geen vitamine D3 aanmaken voor hun eigen gezondheid, en die van ons. Triest genoeg blijkt dan ook dat de vitamine D-status van grote groepen van de bevolking ronduit slecht is, en dat de aanbevelingen en normaalwaarden voor wat een gezonde vitamine D-status is, aan herziening toe zijn.
Nieuw onderzoek, gepubliceerd in het Amerikaans medisch vakblad The Journal of Leukocyte Biology, wijst erop dat ouderen profijt zouden kunnen hebben van vitamine D-supplementen in de herfst en winter ter bescherming tegen virale infecties.
Vitamine D mag dan bekend staan als de ’zonnevitamine’. Een nieuw onderzoek toont aan dat het meer is dan dat. Volgens het verslag staan onvoldoende vitamine D-waarden in relatie tot een tekort in ons aangeboren afweersysteem, dat ons beschermt tegen infecties, tumorvorming en auto-immuunziekten.
Aangezien vitamine D-waarden verminderen gedurende herfst en winter, kan dit verklaren waarom mensen meer bloot staan aan en gevoelig zijn voor virale infecties gedurende deze periodes. Het wijst er ook op dat vitamine D-suppletie speciaal bij de oudere bevolking de aangeboren immuniteit van mensen kan versterken tegen virale infecties.
Vitamine D3 is een van de twee soorten vitamine D. Het zorgt ervoor dat de mineralen calcium en fosfor goed worden opgenomen in de botten. Het is een secosteroïde die in de huid wordt gevormd onder invloed van ultraviolet licht met golflengte van 300 nm uit 7-dehydrocholesterol, een afgeleide vorm van cholesterol. Cholecalciferol wordt in de lever gehydroxyleerd tot 25-hydroxyvitamine D3 (calcidiol) en tot slot in de nieren gehydroxyleerd tot calcitriol (1α,25-dihydroxyvitamine D3), de actieve vorm van vitamine D.
Vitamine D is van vitaal belang om onze spieren efficiënt te laten werken en ons energieniveau omhoog te krijgen. Studies hebben aangetoond dat de spierfunctie verbetert met vitamine D-supplementen en dat zij de activiteit van de mitochondria, de batterijen van de cel, verhoogt.
Naast een slechte gezondheid van het beenmerg, is spierzwakte een veelvoorkomend symptoom bij patiënten met een vitamine D-tekort. Deze vermoeidheid zou veroorzaakt kunnen worden door een verminderde efficiëntie van de mitochondria.
Mitochondria gebruiken glucose en zuurstof om energie te maken in een vorm die gebruikt kan worden om de cel te laten functioneren (de energierijke molecule ATP). Spieren gebruiken grote hoeveelheden ATP voor beweging en ze gebruiken kreatine fosforzuur als een kant en klare energiebron om ATP te maken.
De mitochondria vullen de voorraad kreatine-fosforzuur aan als de spier samentrekt, en meten hoelang het duurt voordat de voorraad is aangevuld. Een betere mitochondria-functie wordt geassocieerd met kortere kreatine-fosforzuur-hersteltijden.
Het team kwam tot de conclusie dat deze hersteltijden significant verbeterden nadat de patiënten een vaste dosis oraal ingenomen vitamine D kregen gedurende 10 tot 12 weken. De gemiddelde kreatine-fosforzuur-herstelhalveringstijd verminderde van 34,4 seconden naar 27,8 seconden.
Zonlicht is voor de mens verreweg de belangrijkste bron van vitamine D. Het lichaam kan in de huid vanuit een metaboliet van cholesterol (7-dehydrocholesterol) vitamine D3 (cholecalciferol) aanmaken onder invloed van het UVB-deel van het zonlicht.
Het lichaam heeft een grote capaciteit om vitamine D3 aan te maken. Iemand die in badkleding in de zon zit totdat een lichte roodkleuring van de huid optreedt (erytheem), doet de bloedspiegels van vitamine D3 evenveel stijgen als wanneer deze persoon 10.000 tot 25.000 IE (250 mcg tot 625 mcg) vitamine D via een voedingssupplement zou innemen.
Mensen die wonen en werken in een tropisch klimaat, maken naar schatting 10.000 IE (250 µg) per dag aan; honderd keer meer dan de in België aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voor volwassenen. 250 Microgram is ook ongeveer het maximum dat het lichaam per dag aanmaakt aan vitamine D.
Een gezonde blanke huid is in staat om vrij snel grote hoeveelheden vitamine D aan te maken. Op de 52e breedtegraad, waarop België ligt, wordt tijdens de lente en zomer (periode mei tot en met september) midden op de dag bij onbewolkte hemel en heldere lucht al na enkele minuten blootstelling van een type-1 huid (blank), met 25% van het lichaamsoppervlak onbedekt en in horizontale positie, 25 microgram (1000 IE) vitamine D aangemaakt. Tijdens de herfst en winter (periode van november tot en met maart) is het op dezelfde breedtegraad onder geen enkele omstandigheid mogelijk om uitsluitend met behulp van zonlicht een adequate vitamine D-status te handhaven.
Na excessieve blootstelling aan de zon ontstaat geen vitamine D-toxiciteit, aangezien op een gegeven moment een evenwicht tussen aanmaak en afbraak ontstaat, waarbij een overmaat vitamine D en pre-vitamine D wordt omgezet in inactieve producten.
Slechts heel weinig voedingsmiddelen zijn een goede bron van vitamine D. Eigenlijk alleen vette vissoorten en de olie daaruit (met name de visleverolie in de vorm van levertraan) bevatten in vergelijking met ander voedsel relatief veel vitamine D. Wilde zalm bevat 25 microgram per 100 gram, kweekzalm 10 mcg. Haring bevat 15 microgram vitamine D per 100 gram.
Ook eierdooiers bevatten meer vitamine D dan veel ander voedsel, maar de hoeveelheden zijn niet noemenswaardig (zelden meer dan 1,25 microgram per dooier). Aan margarine is in Vlaanderen vitamine D toegevoegd tot de niveaus die van nature in boter voorkomen (7,5 microgram per 100 gram). Consumptie van margarine of boter zal voor hooguit 1 microgram per dag aan de vitamine D inname bijdragen.
Het gehalte aan vitamine D-achtige stoffen in moedermelk is bijzonder laag en is sterk afhankelijk van de vitamine D-status van de moeder. Wanneer moeders reeds een subklinische vitamine D-deficiëntie hebben (zoals de meeste vrouwen in westerse landen op ver van de evenaar gelegen breedtegraden en vooral ook in islamitische gemeenschappen), dan hebben de zuigelingen een duidelijk hoger risico om snel een vitamine D-gebrek te ontwikkelen.
Bij de meeste mensen kan je tijdens de lente een vitamine D3-waarde van minder dan 20 ng/ml (50 nmol/L) vaststellen bij een bloedstaalcontrole. Het is absoluut nodig dat wij Belgen tijdens de winter vitamine D3 uit een flesje nemen want de voeding is daarvoor bij iedereen ontoereikend, net zoals het UVB-licht tijdens de wintermaanden te zwak is. Daarbij komt nog dat de enzymen van vijftigplussers minder goed functioneren en in de meeste gevallen vier keer minder vitamine D3 aanmaken.
Klassiek wordt een tekort aan vitamine D in verband gebracht met de volgende aandoeningen van de botten.
- Osteoporose: de bekendste reden om met vitamine D te behandelen is osteoporose. De standaardbehandeling bij osteoporose is 10 mcg vitamine D per dag. Recent wetenschappelijk onderzoek wijst erop dat die dosering onvoldoende is en minimaal moet worden verdubbeld. Vermindering van de incidentie van fracturen treedt op wanneer de calcidiol-concentraties in het serum 72 nmol/L of hoger zijn, en deze verandering is waarschijnlijk het gevolg van zowel verbeterde botsterkte als vermindering van het risico op vallen door sterkere spieren.
- Rachitis, ofwel Engelse ziekte: een ziekte bij kinderen die gekarakteriseerd wordt door geremde groei en misvorming van de lange botten. De botten buigen door onder het gewicht tot O- of X-benen.
- Osteomalacie: een op rachitis lijkende aandoening bij volwassenen, gepaard gaand met spierzwakte en dunner wordende botten.
- Myopathie: spierzwakte, bijvoorbeeld moeite hebben met traplopen of opstaan uit een stoel.
- Auto-immuunziekten
Vitamine D remt mogelijk het ontstaan van auto-immuunziekten, waaronder:
- Multiple sclerose: er is een verband gesuggereerd tussen de vitamine D-status en het optreden van Multiple Sclerose. Dit heeft onderzoekers ertoe bewogen om het verband tussen MS en vitamine D verder te onderzoeken. De tot nu toe gedane studies naar vitamine D ter behandeling van MS zijn te klein opgezet of hebben te veel verstorende variabelen om er harde conclusies uit te trekken.
- Diabetes type 1: een Fins onderzoek uit 2001 vond dat kinderen die dagelijks 50 mcg vitamine D (2.000 IE) kregen 80% minder kans liepen op type 1 diabetes.
- Chronische darmontstekingen
- Systemische Lupus erythematodes
- Hart- en vaatziekten
Vitamine D-tekort is geassocieerd met een toename van het risico op hoge bloeddruk en cardiovasculaire aandoeningen. In een populatie van 1.739 personen die vijf jaar werden gevolgd, bleek dat degenen met lage vitamine D-spiegels 62% meer kans op hartfalen hadden.
Het is vrijwel onmogelijk om toxische hoeveelheden vitamine D uit voedingssupplementen te halen. Vitamine D heeft pas toxische effecten bij serumwaarden van 250 nmol calcidiol per liter of meer. Dergelijke waarden worden pas bereikt bij chronisch gebruik van meer dan 10.000 IE (250 µg) vitamine D per dag, honderd keer de huidige aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voor volwassenen. In voedingssupplementen is de toegestane hoeveelheid vitamine D wettelijk beperkt tot maximaal 5 µg per dag.
Voor producten die speciaal bedoeld zijn voor personen van 60 jaar en ouder, kinderen tot en met 6 jaar, zwangeren en zogenden geldt een maximale dagdosis van 15 µg vitamine D, maar alleen als op het etiket van een dergelijk product expliciet is vermeld dat het uitsluitend is bedoeld voor deze doelgroepen. Vandaar dat hoog gedoseerde vitamine D-producten in België onvermijdelijk een waarschuwingstekst op het etiket moeten hebben staan: “Dit product bevat hoeveelheden vitamine D die uitsluitend geschikt zijn voor kinderen van 1 tot en met 6 jaar, zwangeren, zogenden en personen van 60 jaar en ouder”. Paradoxaal genoeg is voor het normaliseren van de vitamine D-spiegels van de meeste Belgen vaak aanmerkelijk meer vitamine D nodig dan het wettelijk maximum.
Vanwege deze wettelijke beperking is het risico op overdosering van vitamine D door het gebruik van een voedingssupplement, mits men zich aan de aanbevolen dosering houdt, in België daarom uitgesloten. De maximaal veilige dosis voor vitamine D3 is onlangs in de EU verhoogd van 50 naar 100 µg (4000 IE) per dag.
Volgens een risicoanalyse uit 2007 kan deze waarde zonder bezwaar verder worden verhoogd tot 250 µg (10.000 IE) per dag. Voor kinderen van 1 tot en met 10 jaar is de veilige bovengrens recent verdubbeld, van 25 µg naar 50 µg per dag. Voor zuigelingen is deze nog steeds 25 µg per dag.
Bij langdurig gebruik van bepaalde medicijnen neemt de absorptie van vitamine D af, waardoor op den duur een gebrek kan ontstaan. Dat geldt voor colestyramine (lipiden-verlagend middel), neomycine (antimicrobieel middel) en orlistat (middel bij overgewicht). Neomycine verhoogt ook de uitscheiding van vitamine D.
Er zijn ook medicijnen die interfereren met het metabolisme van vitamine D. Anti-epileptica (carbamezepine, fenobarbital, primidon en fenytoïne) kunnen het vitamine D-metabolisme versnellen waardoor op den duur een tekort aan vitamine D kan ontstaan. Bij gebruik van anti-epileptica is het risico op fracturen dan ook sterk verhoogd en is regelmatige controle van de botstatus gewenst.
Corticosteroïden interfereren op diverse wijzen met het metabolisme van vitamine D. Bovendien neemt bij het gebruik van corticosteroïden de absorptie van calcium af en neemt de uitscheiding van calcium toe. Bij langdurig gebruik van corticosteroïden wordt extra calcium en vitamine D aangeraden.
Heparine (niet-gefractioneerd), een antistollingsmiddel, remt de omzetting van vitamine D in de nieren naar de actieve vorm. Bij langdurig gebruik van een hoge dosering heparine kan osteoporose ontstaan. Cimetidine remt (waarschijnlijk) de activeringsstap van vitamine D in de lever. Mogelijk geldt hetzelfde voor andere H2 receptorantagonisten, maar dit moet nog worden bevestigd in onderzoek.
Tot slot kan langdurig gebruik van tuberculosemiddelen (isoniazide en rifampicine) of gebruik van het antimycoticum ketoconazol leiden tot een verlaagde vitamine D-spiegel.
Bij digoxine-gebruik kan door vitamine D-suppletie het risico op hartritmestoornissen toenemen door vitamine D geïnduceerde hypercalciëmie. Door het gebruik van thiazidediuretica (zoals indapamide, hydrochloorthiazide, chloorthiazide en chloortalidon) neemt de uitscheiding van calcium af. Bij het gebruik van vitamine D in combinatie met deze medicatie moet rekening gehouden worden met hypercalciëmie. Over de doseringen vitamine D waarbij hypercalciëmie kan optreden in combinatie met genoemde medicatie, is helaas onvoldoende informatie beschikbaar, maar geadviseerd wordt om voorzichtigheid te betrachten met vitamine D-suppletie bij patiënten die deze medicatie gebruiken.
Andere interacties met reguliere of natuurgeneesmiddelen zijn ook mogelijk. Raadpleeg hiervoor een deskundige.
De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid vitamine D varieert in België tussen 2,5 microgram per dag voor personen tussen 4 en 50 jaar tot 12,5 microgram voor personen boven de 70 jaar. Afhankelijk van de blootstelling aan zonlicht en de huidpigmentatie kan daar nog 2,5 microgram bijkomen. In de ogen van veel deskundigen zijn deze hoeveelheden te laag en aan herziening toe.
Om vanuit een toestand van tekort de vitamine D-spiegels weer normaal te krijgen, zijn deze hoeveelheden zelfs volstrekt onvoldoende. Daarvoor zijn doseringen nodig die ver boven de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden uitgaan.
Vitamine D kan een synergetisch effect hebben bij een behandeling met bisfosfonaten, oestrogenen of raloxifeen, om de botmineraaldichtheid te verhogen.
In voedingsmiddelen vinden we mangaan in bonen, fruit, koffie, groene groenten en volkoren granen.
Mangaan is veilig in de genoemde doseringen. Voor chronische inname van mangaan geldt een NOAEL (no observed adverse effect level) van 11 mg per dag uit voeding en voedingssupplementen.
De aanbevolen onderhoudsdosering boven 18 jaar bedraagt 1 à 2 mg per dag en onder 18 jaar 0,5 à 1 mg per dag. Als therapeutische dosering wordt boven 18 jaar 2 à 3 mg per dag aanbevolen en 1 à 2 mg per dag onder 18 jaar. Koper wordt bij voorkeur in combinatie met andere mineralen (en vitamines) gesuppleerd.
Een hoge vitamine C-inname kan de koperstatus verlagen. Ook zink- en molybdeensuppletie verlagen de koperstatus. Een multi of ander supplement met zink bevat idealiter zink en koper in een verhouding van 10:1 tot 15:1. Langdurig gebruik van anti-epileptica zoals valproïnezuur kan leiden tot een kopertekort. Geef extra koper als een tekort is geconstateerd.
Maagzuurremmers en maagzuurbinders (famotidine, H2-antagonisten, antacida) verlagen de koperabsorptie.
Allopurinol cheleert koper en kan bij langdurig gebruik leiden tot een kopertekort. Extra inname van koper kan gewenst zijn. Suppleer geen koper als allopurinol bij een coronaire bypassoperatie wordt gegeven (hierbij zorgt koperchelatie vermoedelijk voor bescherming van het hart).
Kopersuppletie in de geadviseerde doseringen is veilig. De UL (upper limit) bedraagt 10 mg per dag, maar het is veiliger om een bovengrens van 3 mg per dag aan te houden om koperstapeling te voorkomen. Een teveel aan koper wordt uitgescheiden via urine en gal; de maximale koperuitscheiding bedraagt vermoedelijk circa 3 mg per dag.
Een koperexces dient vermeden te worden. Koperstapeling heeft onder meer een negatieve invloed op de hersenfunctie, zowel bij kinderen als volwassenen.
Migraine, lever- en galaandoeningen, kanker, de ziekte van Wilson (erfelijke koperstapeling) en coronaire bypassoperatie.
Natuurlijke bronnen van koper zijn vlees, peulvruchten, groene groenten, volkorenproducten, noten, thee en koffie, oesters, pruimen en rozijnen.
Een verlaagde koperstatus kan een rol spelen bij ontstaan en progressie van uiteenlopende aandoeningen, waaronder bloedarmoede, atherosclerose, aneurysma, hartritmestoornissen, ulcus pepticum, decubitus, osteoporose, reumatoïde artritis, osteoartritis, hypercholesterolemie, hypoglycemie, polyneuropathie en vitiligo.
Een ernstig kopertekort is zeldzaam. Een verlaagde koperstatus komt vermoedelijk wel geregeld voor en kan het gevolg zijn van een lage koperinname uit voeding en/of door langdurige inname van bepaalde medicijnen of zinksupplementen zonder koper.
Zowel vitamine C als zink bevorderen de uitscheiding van koper. Om die reden wordt in voedingssupplementen koper-bisglycinaat gebruikt, een kopervorm met een hoge biologische beschikbaarheid en makkelijk op te nemen door het lichaam. Suppletie van koper-bisglycinaat brengt de koperstatus opnieuw in balans.
Koper is een belangrijke antioxidant en draagt bij tot een sterke immuniteit. Dat doet het op een heel veelzijdige manier. Het is onder meer betrokken bij de energieproductie, het milderen van ontstekingen en allergieën en de synthese van het huid- en haarpigment melanine. Daarnaast stimuleert koper het mentale welzijn en heeft het een positieve werking op hart en longen.
Het menselijke lichaam bevat circa 80 à 120 mg koper, waarvan het meeste in de lever is opgeslagen.
De aanbevolen onderhoudsdosering bedraagt 2,5 à 5 mg per dag. Therapeutische dosering varieert tussen 5 en 20 mg per dag.
Een hoge inname van calcium, zink of ijzer kan de mangaanstatus verlagen. Een ijzertekort verhoogt de mangaanopname en verhoogt het risico van mangaanstapeling. Antacida kunnen de mangaanstatus verlagen.